Nieuws

Ziektewering twee jaar gemeten op percelen in het bedrijvennetwerk

Gepubliceerd op
3 mei 2022

In de herfst van 2019 en 2021 hebben we meerdere gronden uit het bedrijvennetwerk onderzocht op de mate waarin ze ziektes kunnen tegengaan. In potproeven in een klimaatcel zijn ziekteverwekkers toegevoegd aan de grond om te bepalen of er aantasting ontstond in het gewas.

We hebben twee toetsen gebruikt: Pythium ultimum met tuinkers (foto 1) en Rhizoctonia solani AG-2-2IIIB met suikerbiet (foto 2).

Pythium ultimum met tuinkers
Pythium ultimum met tuinkers
Rhizoctonia solani AG-2-2IIIB met suikerbiet
Rhizoctonia solani AG-2-2IIIB met suikerbiet

Achtergrondinformatie over ziektewering in landbouwbodems

Landbouwbodems verschillen in de mate waarin ze ziektes kunnen tegengaan. Bodempathogenen zullen daardoor niet altijd even veel schade veroorzaken bij de teelt van een vatbaar gewas. In een ziektewerende bodem zal een gewas minder snel of minder zwaar aangetast worden door bodemgebonden plantenziekten. Ziektewering kan het gevolg zijn van een ander, diverser of actiever bodemleven. Maar ook organische stof, bodemstructuur en chemische samenstelling kunnen een rol spelen.

Hoewel ziektewering niet volledig begrepen wordt, kunnen we het wel meten. Dit wordt gedaan door in potproeven een bekende ziekteverwekker aan het gewas toe te voegen. Vervolgens wordt er gekeken naar de mate waarin een gewas ziek wordt en hier wordt een score aan vast geplakt. Zo kun je verschillende gronden vergelijken onder gelijke omstandigheden. Op deze wijze kunnen we ook het effect van bodembehandelingen op ziektewering testen en ziektewerende gronden in de praktijk opsporen.

De proefopzet

Om een indruk te krijgen van de variatie die er in Nederland bestaat op het gebied van ziektewering in akkerbouwbodems, is gebruik gemaakt van het Bedrijvennetwerk Bodemmetingen. In 2019 is bij 16 telers grond verzameld van twee percelen. Dit is in 2021 herhaald. Verschillende zand- en kleigronden zijn met elkaar vergeleken t.a.v. een heel scala aan bodemeigenschappen.

De resultaten

Er werden duidelijke verschillen gevonden in ziektewering tussen de verzamelde gronden, zowel t.a.v. Pythium als Rhizoctonia. In figuur 1 zijn de resultaten van ziektewering voor de individuele percelen weergegeven voor beide jaren, met Pythium-aantasting op de horizontale as en Rhizoctonia-aantasting op de verticale as.

Figuur 1. Aantasting van een toetsgewas door Pythium en Rhizoctonia in grond van 22 akkerbouwpercelen (klei- of zandgrond) in 2019 en 2021 waaraan deze ziekteverwekkers zijn toegevoegd.
Figuur 1. Aantasting van een toetsgewas door Pythium en Rhizoctonia in grond van 22 akkerbouwpercelen (klei- of zandgrond) in 2019 en 2021 waaraan deze ziekteverwekkers zijn toegevoegd.

Als we een grond ziektewerend noemen bij een arbitraire grens van minder dan 75% aantasting, zijn er in 2019 twee gronden en in 2021 zes gronden ziektewerend voor zowel Pythium als Rhizoctonia. In totaal zijn vier gronden alleen ziektewerend tegen Rhizoctonia (rechtsonder) en 19 gronden alleen tegen Pythium (linksboven). De rest van de gronden was niet ziektewerend tegen een van beide pathogenen (rechtsboven). Na toevoeging van Pythium aan de grond was de aantasting veelal lager in klei- dan in zandgrond (zie figuur 1 op de horizontale as, blauw t.o.v. oranje). In zandgrond was de aantasting na toevoeging van Pythium meestal maximaal (meer dan 75% aantasting). Kleigrond is dus ziektewerender tegen Pythium dan zandgrond. Dit blijkt ook uit de gemiddelde waarden voor klei- en zandgrond (figuur 2). Opvallend is dat in de controles waar geen Pythium aan toegevoegd was, veel natuurlijke infectie van Pythium optrad in de zandgronden, maar niet in de kleigronden. Ook dit bevestigt dat zandgrond veel gevoeliger is voor Pythium-aantasting dan kleigrond.

Figuur 2. Gemiddelde aantasting door Pythium of Rhizoctonia van alle gemeten percelen per klei- of zandgrond in 2019 en 2021.
Figuur 2. Gemiddelde aantasting door Pythium of Rhizoctonia van alle gemeten percelen per klei- of zandgrond in 2019 en 2021.

Uit de meting blijkt dat Rhizoctonia-ziektewering niet grondsoort afhankelijk is (zie figuur 1 op de verticale as, blauw t.o.v. oranje). Rhizoctonia-ziektewering treedt in veel minder percelen op dan Pythium ziektewering. Namelijk 12 t.o.v. 27 percelen. Meestal was maar één van de twee percelen van een bedrijf ziektewerend tegen Rhizoctonia. Het is bekend dat Rhizoctonia-ziektewering eerder specifiek dan algemeen is; er wordt aangenomen dat specifieke groepen van het bodemleven de ziektewering veroorzaken. Dit in tegenstelling tot Pythium-ziektewering waar vermoedelijk het totale bodemleven of de activiteit ervan een rol speelt.

Wat betekent dit?

Uit de huidige resultaten van de verschillende percelen blijkt dat ziektewering tegen de twee getoetste ziekteverwekkers verschillende oorzaken kan hebben. Ziektewering tegen Pythium houdt verband met grondsoort, waarbij kleigrond ziektewerender is dan zandgrond. Er zijn echter ook enkele percelen met een duidelijke ziektewering die niet vanuit grondsoort verklaard kan worden. We willen graag weten wat hier de oorzaak van is. Daarvoor zullen we kijken welke andere bodemparameters, inclusief bodembiologische waarnemingen, een verband hebben met de gemeten ziektewering van de gronden.

Rhizoctonia-ziektewering verschilt per perceel en soms per jaar. Het is belangrijk om na te gaan welke invloed de gewasrotatie heeft en of bepaalde maatregelen zijn toegepast die de verschillen in ziektewering tussen de percelen kunnen verklaren.

Wat we uiteindelijk willen weten is: wat kan een boer doen om zijn grond ziektewerender te maken? Door de ziektewering in twee verschillende jaren te meten in dezelfde percelen zien we waar de ziektewering consistent is en waar het afhangt van maatregelen of andere factoren in de rotatie. De resultaten worden vergeleken met andere bodemwaarnemingen, waaronder bodembiologische eigenschappen, om meer inzicht in de oorzaak van ziektewering te krijgen. Ook willen we in overleg met telers van ziektewerende percelen nagaan welke maatregelen hier invloed op gehad kunnen hebben.