Methaan

Het Onderzoek Veehouderij & Klimaat onderzoekt de uitstoot van methaan in de veehouderij in de praktijk. Ontdek hier wat methaan is en waarom we het gaan reduceren!

Wat is methaan?

In de veehouderij komen broeikasgassen vrij, waaronder methaan (CH4), lachgas (N2O) en het bekende koolstofdioxide (CO2). Er zijn meerdere bronnen van methaanemissie, waaronder de veehouderij. Methaan komt in de veehouderij vooral vrij uit de koe zelf (enterisch methaan) en uit de mestopslagen van veehouderijbedrijven met melkvee, varkens en geiten. Het broeikasgas ontstaat met name bij zuurstofloze omstandigheden. Lees hier meer over methaan in de praktijk.

Sterk broeikasgas

De uitstoot van de broeikasgassen wordt vaak uitgedrukt in CO2-equivalenten, afgekort CO2-eq. Dit is een rekeneenheid om de bijdrage van broeikasgassen aan het broeikaseffect onderling te kunnen vergelijken. Het is gebaseerd op het ‘Global Warming Potential’ (GWP)  - dat is de mate waarin een gas bijdraagt aan het broeikaseffect. De GWP wordt vastgesteld door het internationale klimaatpanel van wetenschappers (IPCC). Methaan is een sterk broeikasgas en heeft een GWP van 25. Dit betekent dat een kilo methaan net zo veel effect heeft op de opwarming van de aarde als 25 kilo koolstofdioxide (CO₂). De GWP-waarde voor broeikasgassen wordt af en toe geactualiseerd op basis van de nieuwe wetenschappelijke inzichten. In de zuivelsector wordt gerekend met een GWP van 34, op basis van internationale afspraken voor het berekenen van de klimaatvoetafdruk van producten.

Methaanemissies van diersoorten

De hoogte van de enterische methaanemissie (de emissie uit het dier zelf) verschilt per diersoort en is vooral afkomstig van runderen. Ook verschilt de hoogte van de emissie per ras, levensfase en rantsoen. De resultaten van dit onderzoek maken de exacte methaanemissies van melkvee, kalveren, varkens en geiten inzichtelijk.  

Meten is weten

De methaanemissies in de Nederlandse veehouderij worden momenteel berekend aan de hand van modellen die gebaseerd zijn op eerder praktijkonderzoek. De modellen zijn gebaseerd op metingen aan dieren (inclusief rantsoenen), stalsystemen en mestopslagen. De rekenregels behorende bij de modellen voor emissies van de veehouderij zijn door het internationale klimaatpanel (IPCC) opgesteld. Voor de sector als geheel kloppen deze rekenregels. In de praktijk zijn er echter altijd verschillen in de emissies tussen veehouderijbedrijven en zijn er soms veranderende omstandigheden. Om de berekeningen ook voor individuele bedrijven beter kloppend te maken, is er behoefte aan meer representatieve metingen van de methaanemissies bij de stallen en mestopslagen in Nederland. 

Hoe gaan we dat doen?

In dit onderzoek gaan we op veehouderijbedrijven met melkvee, varkens en geiten de emissies van methaan uit stallen en mestopslagen meten. In twaalf onderzoeken meten we emissies in de praktijk en het effect van bepaalde maatregelen die potentieel methaan kunnen reduceren. Doel van het onderzoek is om inzicht te krijgen wat efficiënte, haalbare en rendabele oplossingen zijn om de emissie van methaan zoveel mogelijk te beperken.

Waarom methaan reduceren?

In 2030 wil Nederland bijna de helft (49%) minder broeikasgassen uitstoten dan in 1990. In het regeerakkoord is voor elke sector aangegeven hoeveel ze de uitstoot van broeikasgassen moeten verminderen. De landbouw heeft in het Regeerakkoord van het kabinet Rutte III de opdracht gekregen om voor 2030 de uitstoot met indicatief 3,5 megaton CO2-equivalenten te reduceren, waarvan 1 megaton gerealiseerd door het reduceren van methaan.

Het uiteindelijke doel is om aan de klimaatdoelen te voldoen, met behoud van de agrarische productie. Dit past goed binnen de visie van het ministerie van LNV: als landbouwsector samen de omslag maken naar een landbouw die kringlopen sluit en op een duurzame wijze voldoende, goed en veilig voedsel produceert, met een eerlijke beloning voor de boer.


Dit onderzoek is gefinancierd door het ministerie van LNV in het kader van het klimaatbeleid

Ministerie van LNV